Je kijkt naar een portret van Marcus Vipsanius Agrippa. Hij was de nummer twee van het Romeinse Rijk in de tijd van Augustus. Agrippa’s hoofd wordt bedekt door zijn toga. Daardoor weten we dat hij voorgesteld wordt op het moment dat hij een offer uitvoert. Agrippa was de rechterhand van Augustus. Als generaal had hij hem in 31 voor Christus aan de overwinning geholpen op diens rivaal Marcus Antonius en de Egyptische vorstin Cleopatra, in een zeeslag bij het Griekse plaatsje Actium. Die zege had een eind gemaakt aan tientallen jaren van Romeinse burgeroorlogen en de weg vrijgemaakt voor het keizerschap van Augustus. In naam van de keizer streed Agrippa met succes tegen Gallische rebellen en Germaanse invallers. Hij ontsloot Noord-Gallië, met daarin ook de streek van Tongeren, als deel van het Romeinse Rijk, onder andere door een wegennet uit te bouwen. Dat bevorderde het handelsverkeer, het transport van troepen en de verspreiding van kennis en cultuur. Agrippa reorganiseerde ook het administratieve apparaat van het rijk. In Rome en andere steden financierde hij tal van prestigieuze bouwwerken. Kortom, Marcus Vipsanius Agrippa was een militair genie, een bouwheer en een goede bestuurder. Niet toevallig waren dat ook pijlers van Augustus’ macht.