De flora en fauna uit Azië, Afrika en Amerika maken destijds een enorme indruk op de Europeanen. De wereld bleek rijker en gevarieerder dan men zich ooit had kunnen voorstellen. Tropische houtsoorten, hoorn, parelmoer, koraal, schildpad en ivoor; verzamelaars brengen de naturalia bijeen en proberen een ordening aan te brengen in de grote wonderen der natuur. De materialen zijn zo kostbaar dat edelsmeden ze vaak van een zilveren of gouden montuur voorzien. Daarbij doen ze hun uiterste best om de objecten tot een nog hogere kunstvorm te brengen en de natuur te overtreffen. Zo is hier een bijzondere nautilusschelp te zien. De buitenkant van de schelp is heel voorzichtig weggeschuurd of weggeëtst, waardoor het onderliggende parelmoer tevoorschijn komt. En een kokosnoot die tot een exclusieve drinkfles is gemaakt. Misschien wel het meest opmerkelijk is de bezoarsteen, een op een nootmuskaatnoot lijkend bolletje in een decoratief gouden montuur met een kettinkje eraan. De steen, die eigenlijk geen steen is maar afkomstig is uit de maag van een geit, werd medicinale en mystieke krachten toegeschreven. Zo zou het een effectief antigif bieden tegen het dodelijke arsenicum.