“Van Keizer Tiberius Caesar Augustus, lood van Germanië, TEC”. Dat staat in het Latijn op deze loden baar, goed voor 18 kilogram. De baar dateert dus uit de tijd van keizer Tiberius, 14 tot 37 na Christus. Hij is eigendom van de keizer, zegt de tekst, het lood komt uit Germanië en TEC verwijst vermoedelijk naar de persoon of onderneming die de mijn voor Tiberius exploiteert. De keizer bezit álle groeven en mijnen in het Romeinse Rijk. Uit labo-onderzoek weten we dat déze baar komt uit het gebied tussen Aken en Trier. In Germanië, dus. Dat gebied is op dat moment onder militaire controle van de Romeinen. De baar is gevonden in het centrum van Romeins Tongeren. In Tiberius’ tijd wordt de stad volop uitgebouwd. Lood wordt er gebruikt om bouwstenen van grote openbare gebouwen aan elkaar te verankeren en ook om er buizen voor de waterleiding mee te maken. Romeinse technieken dringen hier dus al heel snel door. De baar moest in Tongeren worden gesmolten om het lood te kunnen gebruiken, maar dat is nooit gebeurd. We kennen maar één andere baar uit deze periode waar ook ‘Germanië’ en ‘Tiberius’ op staat. Die komt uit een scheepswrak in Zuid-Frankrijk! Conclusie: al in Tiberius’ tijd voert men lood van Germanië uit naar het gebied van de Middellandse Zee. Ook daar is blijkbaar nood aan lood. Die uitvoer van lood is één voorbeeld van hoe ook het noorden al heel snel een onderdeel wordt van het handelsnetwerk in het Romeinse imperium.