Het was niet altijd makkelijk om aan zuiver water te komen. Het grachtenwater werd gezuiverd in het grote aardenwerken filter dat hier staat, dan was het drinkbaar. Maar als de twee molens in de Middenbuurt van Giethoorn draaiden kwam er vuil water uit de polder in de grachten. Dan moest je naar ’t Wiede – het meer –, om daar met melkbussen helder water te halen. Ook het conserveren van voedsel was rond 1900 veel werk. In de kelder rechts staan potten met geweckte groenten, vlees en fruit, die je kon bewaren voor de winter. En snijbonen en witte kool werden ingelegd in zout. Dat inleggen van bonen ging zo: eerst moest je de bruine aardewerken bonenpot goed schoonmaken met heet sodawater. Afwisselend deed je steeds een laagje bonen en een handje zout in de pot, net zolang tot hij vol was. Dan moest er een katoenen doek op, een houten plankje, en tot slot een zware steen. Elke week moest je de doek uitspoelen: die werd door het pekelwater wat slijmerig. Je at de zoute snijbonen die winter voor het eerst op nieuwjaarsdag. Liefst met worst en spek.
Kijken hoe het leven vroeger was in Giethoorn? Dat kan in Museum Giethoorn ‘t Olde Maat Uus. Uit persoonlijke verhalen van markante inwoners komt van alles naar voren over turfwinning en bijzondere gebruiken. Alleen hier kun je een authentieke boerderij van binnen zien!