In Giethoorn waren maar liefst drie lagere scholen. De onderwijzers kwamen meestal van buitenaf. De schoolweek was lang: ook op zaterdagochtend hadden de kinderen les. De meisjes leerden dan handwerken, breien en verstellen. Ze breiden bijvoorbeeld een lapje, waar ze meteen weer een gat in moesten knippen, om het daarna met maaswerk weer netjes te repareren. De school was gemengd, jongens en meisjes zaten bij elkaar in de klas, maar nooit naast elkaar in één bank. En in de pauze speelden de meisjes op het pad, terwijl de jongens op het schoolplein moesten blijven. Ze gingen op klompen naar school. In de winter was het zaak je klompen bovenin het klompenrek te zetten: dan droop er geen modder of smeltende sneeuw van anderen in.Na schooltijd verzonnen kinderen spelletjes met van alles, wat ze vonden. Ze speelden met notendoppen of sneden fluitjes van wilgentakken. Ook gingen ze op zoek naar de spruiten van lisdodden, ‘duletappen’. Die waren lekker, vooral met een beetje stroop.
Kijken hoe het leven vroeger was in Giethoorn? Dat kan in Museum Giethoorn ‘t Olde Maat Uus. Uit persoonlijke verhalen van markante inwoners komt van alles naar voren over turfwinning en bijzondere gebruiken. Alleen hier kun je een authentieke boerderij van binnen zien!