De personeelslasten op de Cannenburch waren hoog, omdat er veel meiden en knechts waren aangesteld. De meesten werkten op de landerijen. Zij moesten wieden, houthakken, turf steken, hooien, melken, de hoenderhof bewaken of werken in de graanschuur. Van de ruim twintig personeelsleden rond het midden van de 18de eeuw, werkte de helft niet in het kasteel. De andere helft was het huispersoneel. Het huispersoneel bestond toen uit een kok en kamermeisjes. Ook een jager, een postiljon, een bezorger, een koetsier en een hulp-koetsier werden tot het huispersoneel gerekend. Het huispersoneel droeg groene livreien, en de koetsier kreeg bovendien een hoed en laarzen.

Back to start